
Met een schat aan ervaring binnen de directe patiëntenzorg geeft Anna Vree, trainee in team 9 en afgestudeerd verpleegkundige, haar kijk op de zorg.
Zuster, verpleegster, verpleegkundige. Maakt het eigenlijk iets uit hoe je die vrouwen noemt die in het witte pakje aan je bed staan tijdens je ziekenhuisopname. We bedoelen toch allemaal hetzelfde? De vrouwen die ervoor zorgen dat je billen schoon zijn, je haren gekamd, je tanden gepoetst, dat je hebt gegeten en het slijm niet langs je mondhoek op je schoot druppelt. Toch?
Het woord ‘zuster’ of ‘verpleegster’ raakt echter een gevoelige snaar, een open zenuw. De titel ‘verpleegkundige’ gaat namelijk uit van deskundigheid, kracht en statuur. Het is een beschermde titel die is vastgelegd in het BIG-register. Een titel waar in het verleden strijd voor is geleverd, een symbool voor zorgemancipatie. Een strijd die ver teruggaat in de tijd.
Toen er in 1860 een overvloed aan medische ontdekkingen werden gedaan, ontstonden er veel ‘moderne’ ziekenhuizen. De artsen kregen behoefte aan assistentie en wel in de vorm van: vrouw, opgeleid en welbeschaafd. De verpleegkundigen werden het visitekaartje van het ziekenhuis en waren voor een groot deel verantwoordelijk voor de inkomens van de artsen. Vrouwen waren volgzaam, gehoorzamer en goedkoper en hadden dus de voorkeur. Verplegen werd een vrouwenberoep. Echter, de vraag naar goede verpleegkundigen groeide en dit zorgde voor een grote professionele ontwikkeling. De ‘vrouwgerichtheid’ van het beroep begon in 1906 te irriteren en een eigen vakbond werd opgericht; de Nederlansche Verplegers Vakvereninging.
Om het onzijdige karakter van het beroep te benadrukken is, midden jaren zestig, het begrip Verpleegkundige ontstaan. De strijd tegen het imago is dan echter nog zeker niet gestreden. Gevoel van onbegrip, de slechte arbeidsvoorwaarden door bezuinigingen, de hiërarchie binnen de instellingen en het gemis van erkenning bereikte een hoogtepunt eind jaren 80. De woede richt zich voornamelijk tegen de politiek en bestuurders van de zorginstellingen. Door één advertentie in de Volkskrant met de vraag ‘hoelang zij nog van plan waren het te pikken’ sloeg de vlam in de pan. Verpleegkundigen kwamen massaal in opstand; de Witte Woede. De actiebereidheid onder verpleegkundigen bleek zo hoog en de acties waren zo heftig dat verpleging in één keer op de politieke agenda stond. Naar aanleiding van de commotie kwam er een commissie ‘Positiebepaling Beroep van Verpleegkundige en Verzorgende’.
Deze verpleegkundigen hebben allemaal strijd geleverd lang voordat ik op deze wereld werd gezet. Mijn vader, een mannelijke man die zich aangetrokken voelt tot de vrouwelijke helft van de bevolking, is één van de mannen die wel voor het vak heeft gekozen. Ondanks alle pogingen die in het verleden zijn gedaan om dit te veranderen, is en blijft het toch de minderheid. Overigens wel knap van mijn moeder die met haar uilenbril en ‘zusters pakje’ blijkbaar helemaal de blits maakte tussen alle urinalen en wondverbanden. Eigenlijk is mijn vader hier de overwinnaar. Hij had verre van de beste papieren; geen denderend salaris en weinig toekomstmogelijkheden. Volgens de stereotypering zou het logischer geweest zijn als mijn vader een rijke arts zou zijn.
“Op de vraag of ik billen moet wassen antwoord ik steevast ja.”
Mijn loopbaan was dus eigenlijk al voor mij bepaald. Het stroomde door mijn bloed voordat ik überhaupt geboren was. Ik ben dan ook trots dat ik in 2012 ben afgestudeerd als HBO Verpleegkundige. HBO is hier overigens geen toevallige toevoeging. Tot de jaren 80 was de verpleging gebaseerd op praktische ervaring. Door de toenemende vraag naar theoretische onderlegging is in 1972 de HBO-V ontstaan. Maar hoe vertaal je deze theoretische achtergrond naar de praktijk? Wat is het verschil? Waarom zou je iemand meer betalen voor hetzelfde werk? Pijnpuntje dus.
Hoeveel blote mensen ik al heb gezien? In ieder geval meer dan jij. Op de vraag of ik billen moet wassen antwoord ik steevast ja. Bij hoge uitzondering komt er nog een derde vraag; wat ik dan de rest van de dag aan het doen ben. Weten we eigenlijk wel wat een verpleegkundige doet? Als verpleegkundige ben je namelijk dé spin in het web. De meest centrale persoon van de zorg, de advocaat en vertegenwoordiger van de patiënt. De enige die 24 uur per dag, 7 dagen in de week, bij je is. Als verpleegkundige zorg je ervoor dat het leven voor mensen dragelijker wordt; ALOHA (Ask, Listen, Observe, Help en ask Again). Een beroep dat zo dicht bij de essentie van het leven staat.
Terwijl het zweet over mijn rug rolt, en de familie diep bedroefd wacht wanneer ik weer op adem ben gekomen na de reanimatie van hun vader/echtgenoot/opa vraag ik me af wat andere mensen van 26 jaar om 08.15 uur op zondagochtend aan het doen zijn. Het voelt zo ver van de rest van de wereld, zo kwetsbaar en niet uit te leggen. Kan je dan eigenlijk wel verwachten dat mensen weten wat het betekent om verpleegkundige te zijn? Maar de zorg verandert en als verpleegkundige merk je deze veranderingen dagelijks in de praktijk. Toenemende complexiteit, minder personeel, bezuinigingen, meer verantwoordelijkheid, minder tijd, extra bijscholingen. Door de marktwerking is er veel veranderd. Zorg wordt nu ingekocht, het moet aan een bepaalde kwaliteit voldoen. “Bewijs’ door middel van bijscholing en certi caten. De tijd waarin je op je mooie blauwe ogen werd geloofd is voorbij. De patiënt is een cliënt geworden. Een zorgvrager die kritischer, mondiger, complexer en als extra partij is aangeschoven als het gaat over de beslissingen rondom de behandeling. Dit vraagt meer en andere kwaliteiten van de mensen die er werken.
“Bijzonder dat de mensen die het meest in contact staan met de patiënt, nauwelijks tot geen stem krijgen.”
Dagelijks denken hier mensen na over hoe de zorg ingericht moet worden. Het is te duur, er zijn te veel ouderen en er is te weinig personeel. Hoe gaan we dit oplossen? Bijzonder is dat de mensen die het meest in contact staan met de patiënt nauwelijks tot geen stem krijgen. Verpleegkundigen moeten de bedachte ideeën opvolgen en uitvoeren, niet zelf een mening vormen.
In een tijd dat de verzekeraars winst mogen gaan uitkeren en de vraag naar deskundigheid en kwaliteit stijgt, lijken de slechte arbeidsvoorwaarden van verpleegkundigen nogal tegenstrijdig bij deze ontwikkeling. Om op te komen voor de verpleegkundigen, een stem te laten horen en signaal af te geven ben ik naar de Raad van Bestuur gestapt. De reactie: “maar meisje, geld is niet alles. Zie het als een ontwikkeling van jezelf.” Ik heb met open mond deze vrouw aangestaard. Ongehoord en niet serieus genomen. Om je voor te schamen. Hetzelfde gevoel dat overheerste in tijden van de Witte Woede eind jaren 80 borrelt weer op. De vraag is niet meer óf de bom barst, maar wanneer.
Na een lange werkdag, mijn benen tintelen. De stappenteller geeft aan dat ik 15 km heb gelopen tijdens mijn dienst. Bespaar ik in ieder geval kosten voor de sportschool. Ik zet de tv aan en kijk naar het nieuws gevolgd door één van de vele uitzendingen van Zembla over de kwaliteit van zorg. Beide programma’s hebben het over ‘de verpleegster’ en de moed zakt me in de schoenen. Zijn we dan echt helemaal weer terug bij af? Wanneer houdt dit op? Zullen we ooit klaar zijn met de strijd om het imago van ‘de verpleegster’?